Handel en tradities.
Handel
Met name de Groenstraat en Nieuwenhagen stonden vroeger bekend als centra waar handelaren, kramers of kooplieden woonden. Maar ook Waubach en Schaesberg hadden mensen een soortgelijk beroep. Deze handelaren of kramers worden elders ook wel Teuten genoemd. De handelaren hadden zeker niet altijd een armoedig bestaan. We zien ook dat dankzij die handelaren grote internationale bedrijven in ontstonden. Uit afgegeven paspoorten en burgerlijke stand weten we dat de mensen voor hun handel vaak lang onderweg waren en hele reizen aflegden en vaak tot ver over de landsgrenzen.
In 2023 zal de heemkundevereniging een themaboek samenstellen met de titel: "Handel en wandel in Landgraaf door de eeuwen heen".
De Groenstraat en Groenstraters in vroeger dagen.
"Die Gottverlassene Grünstrasse aber das Glaubenseelige Waubach" of "Gees te d'r berg aaf, dan kunste in de hel oës". Dit waren twee van de meest markante uitspraken van de Waubachse pastoor Schiffelers. Hij kon het niet zo goed vinden met de Groenstrater vrijbuiters. Als telg van een Bocholtzer landbouwgeslacht kon hij maar moeilijk met dat handelsvolk uit zijn parochie, dat het niet zo nauw nam met de kerkelijke verplichtingen, overweg. Een van de bezigheden van de Groenstraters was "d'r hoarsjnit". Veel Groenstraters trokken naar de Eifel, Westafelen, België en zelfs naar Noord-Frankrijk op zoek naar vrouwen en meisjes die tegen vergoeding hun haar lieten knippen of uitdunnen. Dit haar was erg gewild bij fabrikanten van pruiken. Maandenlang bleven de mannen van d'r hoarsjnit weg om van de schone deernen in de boerendorpen plukken haar op te kopen. De weelderige haardossen werden op donderdag voor carnaval in het Groenstrater café Borjans verhandeld. Op deze damesharenbeurs kwamen met name, de opkopers van de pruikenateliers uit Leipzig en Welzlar, die tegen zeer hoge prijzen kochten. Omdat de mannen daarna hun dorst uitvoerig moesten lessen pikten de vrouwen dat niet meer en togen ook naar de kroeg. Ze namen zelf ook deel aan het feestgeroes. Hier ligt dan tevens de oorsprong van de Au Wieve Bal in de Groenstraat met de Koetsche Grüskes.
Bargoens
Het Bargoens van de Groenstraat is in oorsprong een kramertaal, d.w.z. een geheimtaal van soms zeer welgestelde handelaren. Het mist echter, in tegenstelling tot de beide verante kramertalen: 't Henese Fleck van Breyell en de Tötensprache uit de Westfaalse Kempen, 'geleerde' samenstellingen. In zijn verdere ontwikkeling heeft het Groenstraats een zuiver Bargoens karakter gekregen.
Onder Bargoens verstaan we een taal van vagebonden, dieven etc. bijzonder in België. De vorm 'borgoensch' zal gedeeltelijk wel te verklaren zijn uit de verwarring met het welbekende woord Bourgondisch.
Het Bargoens is een geheimtaal d.w.z. ze wordt gesproken met de bewuste bedoeling tot geheimhouding. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de vaktaal.
In het boek 'Ubach over Worms, van Overworms kwartier tot gemeente Landgraaf' uit 1982 geeft Hein Goossens een duidelijke uiteenzetting van het Bargoens, de kramertaal en geheimtalen.
Een paar voorbeelden van woorden die we zowel in het Groenstrater Bargoens als de Tötensprache en de Kempense taal terugvinden.
grieszen - gruës = vrouw
heet - heet = duur
kapis - kabes = pastoor
kas - kaaste = huis
knullens - knul of knöl = knecht
kwint - kwinte = verdienen
kwisten - kwieëste = zeggen
me3lis - mieëles = buik
moolen - molle = doodmaken (mol = dood)
nobis - noëbes = neen, niet
poeyen - pojje = drinken
snipste - sjnieëps = klein, weinig
spooren - sjpore = gaan
trepper - trepped = paard
Van het Bargoens is jaren geleden een boekje verschenen. Het boekje is bij ons weten uitverkocht. Wij hebben wel een document met die woorden en uiteraard is het boekje ook in onze bibliotheek in te zien.
In de Groenstraat wordt het Bargoens nog in ere gehouden door de Bargoens Club "Ut Keieskwieëste".
Het leesplankje met Bargoens is bij de foto's opgenomen. Het is helaas uitverkocht.
Tradities
Ook binnen het huidige Landgraaf is het aantal tradities afgenomen. Verenigingen zijn opgeheven en andere tradities zijn door de veranderingen in de maatschappij verdwenen. Zo zijn de Mei-jongens van Nieuwenhagen opgeheven en bestaat die vereniging in de Groenstraat gelukkig wel nog. Ook traditionele verenigingen als schutterijen, harmonieën, fanfares, fluit- en tamboerkorpsen verdwijnen evenals gebruiken. Veel is vastgelegd in ons Bulletin en Jaarboeken (zie de indexen). In de toekomst zullen wij nog een aantal zaken aan deze pagina toevoegen.
Meifeesten
DE aanloop voor onze meifeesten werd gegeven door de Romeinen. De maand mei of majus was vernoemd naar Maja, de godin van de groei en de vruchtbaarheid en moeder van de god Mercurius. De oorsprong gaat echter al terug tot voor onze jaartelling. Men herdacht de overwinning van de zomer op de winter en als een symbool van vruchtbaarheid werd in vrijwel elke nederzetting een boom geplant. De boom werd uitbundig versierd en had een kroon van levend groen.
Met de komst van het christendom werden deze gebruiken in een aangepaste vorm overgenomen. Zang en dans maken al heel lang deel uit van de feesten. De uitbundige feesten riepen weerstand op bij de kerk. Toen ook nog "het nieuwe geloof" zijn intrede deed was het in veel plaatsen afgelopen. De Calvinisten zagen die uitbundigheid al helemaal niet zitten. In 1716 werd zelfs een proces gevoerd tegen inwoners van Nieuwenhagen wegens het vieren van mei. Net als carnaval gingen de meifeesten in veel plaatsen verloren.
Aan het einde van de 19e eeuw werden in aantal plaatsen toch weer meifeesten gehouden. Na de oorlog werd in Nieuwenhagen in 1950 weer het eerste meipaar uitgeroepen. Een vergeten feest kwam terug. Toch liep een en ander weer terug en in 2003 werd in Nieuwenhagen geen mei-paar weer uitgeroepen. De mei-jongens werden opgeheven. Meifeesten worden wel nog gehouden in de Groenstraat. Daar wordt de den nog geplant en wordt ook een mei-paar uitgeroepen.
De geschiedenis van de meifeesten en met name de Nieuwenhaagse vereniging zijn beschreven in ons jaarboek van 2003.
Gebruiken bij overlijden.
Een gebruik dat de onderlinge saamhorigheid van de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw onderstreepte was het volgende. Als er iemand kwam te overlijden dan gingen de twee naaste buurvrouwen langs de deuren om geld in te zamelen voor het getroffen gezin. Wij hebben er nooit van gehoord dat iemand geen geld doneerde …
Bij het huis van de overledene werd een kruis, waaraan een zwarte wimpel was bevestigd, naast de voordeur geplaatst. Dit werd gedaan door de pastoor, kapelaan of misdienaar van de parochie. Ondanks het kattenkwaad dat de jeugd ook toen al uithaalde is er met zo'n kruis nooit iets onbehoorlijks gedaan. Je had er een enorm ontzag voor!
Kon je het betalen dan was een begrafenis met paard en lijkenwagen iets bijzonders . Het maakte indruk.