Landgraaf tijdens twee wereldoorlogen
De gang van zaken in Landgraaf tijdens WO II is vastgelegd in twee oudere jaarboeken en recentelijk in enkele themaboeken. Ook is een boek aandacht geschonken aan de Wederopbouw. De themaboeken zijn nog steeds te koop.
De eerste wereldoorlog
Tijdens de eerste wereldoorlog was Nederland formeel "neutraal". Bij de Duitse overgave in 1918 en de daarop volgende onderhandelingen bleken de Belgen daar heel anders over te denken. De grote mogendheden gaven België geen gelijk en daarmee werd voorkomen dat een groot deel van Nederlands Limburg over zou zijn gegaan naar België.
De tweede wereldoorlog
Op 10 mei 1940 staan heel wat inwoners van Rimburg, Waubach, Nieuwenhagen en Schaesberg zwijgzaam te kijken naar de binnenstromende Duitse troepen. Aan de grens waren geen schermutselingen geweest en her en der werd met name door Duitse officieren ook nog even de Nederlandse familie begroet. Eigenlijk stond de familie verbouwereerd te kijken.
De mijnstaking in 1943 in Schaesberg
Tijdens de mijnstakingen in april/mei 1943 werd ook in Schaesberg op de ON II gestaakt. In een rapport uit die tijd werden de opzichters W. Wetzels, P. Wetzels en H. Vandeborgh die opriepen tot staken.
Op 30 april had de mijnpolitie en met name Reimerink en Steijns, de mannen opgeroepen om naar huis te gaan omdat "de Moffen" zouden komen. Cals van de mijnpolitie had grappen staan maken in de badhal.
De hoofdopzichter bovengronds bedrijf Veelings werd genoemd als een van de grootste aanstichters en riep de mannen op om naar huis te gaan.
Op 1 mei spraken de beambten Weijers en Schormans en nog 2 anderen de mijnwerkers aan om niet naar het werk te gaan. Op 2 mei verklaarde Veelings ook nog dat de Duitsers dezelfde maatregelen als de Russen in Katyn hadden gedaan.
Op 3 mei verklaarde Ir. Dresens, dat hij de mijnpolitie niet kon vertrouwen en dat hij niet wist of ze kogels of erwten in hun revolver hadden.
Het liep in Schaesberg verder allemaal goed af, maar er werd wel nog een lijst opgesteld met de gevaarlijkste aanstichters en anti-Duitsers. Genoemd werden: bovengronds beambte Rosenboom sr., beambte Weijers, beambte Schormans, mijnpolitie Reimerink, hoofdopzichter Veelings, W. Wetzels, P. Wetzels, J. Reijnders, H. Lussenburg, P. Kreutz, M. Jung, W. Bemelmans, W. Lentjens, J. Rinkens (is vermoedelijk Reintjens).
Op 3 mei waren ondergronds 97 man aan het werk terwijl dit er 250 hadden moeten zijn.
Het rapport werd door A.C. de Leij, destijds burgemeester van Schaesberg op 3 mei 1943 doorgestuurd.